Arjen van Veelen keert na twintig jaar terug naar zijn geboortestad Rotterdam. Hij is op slag verliefd: honderden culturen leven gebroederlijk naast elkaar, met de twinkelende torens van een wereldstad ertussen.
Tot hij ziet dat hele buurten worden gesloopt, armen de stad uit worden geduwd en die torens alleen voor de rijken blijken te zijn. Hij ontdekt dat Rotterdam een metafoor is voor een wereld waarin alles in hokjes wordt gestopt. Waarin containers uit de haven het ritme bepalen, pakketjes de straten en de huizen vullen, en beeldschermen steeds meer tussen ons in komen te staan.
Steeds meer dringt de vraag zich op: waar is de mens gebleven?
Met Rotterdam schreef Arjen van Veelen een oproep tot onbeschaamde solidariteit. Een pleidooi om elkaar niet uit het oog te verliezen. En een ode aan de ingewikkeldheid, weerbarstigheid en inefficiëntie van het leven.